Brief Jan van Baarda 25 januari 1754
Het origineel van deze brief bevindt zich in het Gemeentearchief van Den Haag
Kaap de goedehoop den 25 Januari 1754
Seer geliefde moer en broer ik kan niet nalaten volgens mijn kinderlijken pligt ue een letter te schrijven als dat ik tot nog toe gesont ben en wij soo een voorspoedige rijs gehat hebben als wij van den heemel souwen wensen en gesont volk wij hebben.
Maar 4 doojen gehat tot nog toe waar wij got niet genoeg voor danken ken, soo dat wij gearriveerd binne tot de kaap de goede hoop of bonnasprans en ik heb in het minst geen verdriet want ik heb het beter als toe ik aan de wal waar.
Maar het spijt mij van mij broer Piet dat die voor mattroos gaan vaar is. Hat ik het geweten soo wel als nu het sou nooij gebeurt hebben.
Ik heb u niet meer te schrijven als dat u goe voor oogen hout meer als in u vermoge is en dat gij mijn broer Abram op een goeien weg mogt brengen so veel als het in u vermogen is. Meer hout God voor oogen die schlysman sij hoop ik.
Voorder de groetenis an mijn neefs en nigtes en Muskaat. Voorders de groetenis an alle goeje vrinden.
Den 21 october binnen wij aan boort gekommen en 25 in see geloopen. 6 desember delinje dat is de middelpunt van de weereld,en den 21 january an de Kaap gekoomen.
Hier nevens blijf ik uer en dugsamme soo van u tot in de doot
Johannis Van Baerda