Diaconessenbeweging

Theodor Fliedner, stichter van de Diakonessenbeweging.

21 januari 1800 – 4 oktober 1864

Theodoor Fliedner

Theodoor Fliedner

Theodor Fliedner wordt op 21 januari 1800 geboren als zoon van een Duitse dominee. Zijn vader sterft vroeg. Toch kan hij het gymnasium bezoeken In 1817 start hij de studie theologie eerst in Gieszen later in Güttingen. Na zijn studie is hij eerste een tijd huisleraar. In 1822 wordt hij beroepen als dominee in Kaiserswerth, een klein stadje in de buurt van Düsseldorf. De meest mensen werken er in een weverij. Echter, kort na zijn komst naar Kaiserswerth, gaat de weverij failliet. Deze gebeurtenis is een voorbeeld van wat er in heel Europa gebeurt: kleine huisnijverheid wordt verdrongen door de opkomende industrialisering. Het zal in de eerste helft van de 19e eeuw op grote schaal armoede en verpaupering tot gevolg hebben. Fliedner raakt zeer betrokken bij het lot van de werkloze parochianen. Al snel beseft hij dat er meer nodig is dan zijn persoonlijke hulp. In 1822/23 onderneemt hij een “collectereis” door Duitsland, Nederland en Engeland. Op deze reis weet hij 40.000 “taler” bijeen te halen voor zijn plannen.  Hij ontmoet op deze reis in Nederland en Engeland vrouwen die bezig zijn in de zin van de diaconie o.a Elisabeth Fry, die zich in ontfermt over vrouwelijke (ex) gevangenen. Na zijn terugkeer in Duitsland start hij een organisatie voor opvang van vrouwelijke gevangenen in Dusseldorf.

 

Frederike Fliedner

Frederike Fliedner

In 1828 trouwt Fliedner met Frederike Munster. Ze krijgen elf kinderen waarvan er slechts 3 de volwassen leeftijd bereiken. Met hulp van zijn vrouw sticht hij in 1833 een opvanghuis voor vrouwelijke gevangenen. In 1836 sticht hij in Kaiserswert een ziekenhuis. Dit ziekenhuis moet ook gaan functioneren als opleidingsinstituut voor “christelijke verpleegsters”. Hij richt daarvoor op de “Rheinisch-Westfälischen Diakonissenverein”. Hij organiseert het diaconessenwerk met “huisregels” en voorschriften “dienstanweisung”. De diaconessen behoren ten dienste te staan “van Jezus, de zieken en elkaar”. Als teken van hun waardigheid en als bescherming dragen de diaconessen de kleding van de Duitse burgervrouw uit die tijd. In de jaren daarna worden op diverse plaatsen in Duitsland diaconessenhuizen opgericht. In1836 is Getrude Reichart de eerste diacones die intreedt in het “Mutterhaus”in Kaiserswerth.   Behalve dat hier de basis ligt van de diaconessen beweging en het het eerste opleidingsinstituut is waar verpleegkunde gedoceerd wordt, is het de eerste school die gericht is op een beroepsopleiding voor vrouwen. In 1850 bezoekt Florence Nightengale het Mutterhaus. Ze verblijft er 3 maanden en raakt diep onder de indruk van de toewijding van de diaconessen. In Nederland was er veel belangstelling voor dit soort initiatieven voortkomend uit de Reveil beweging.  Fliedner had zich oa laten inspireren door vrouwen van de doopsgezinde gemeente in Amsterdam die onder de armen en zieken werkten. In 1844 wordt in Utrecht het eerste Diakonessenhuis opgericht. De eerste besturende diakones was Henriëtte Schwellengrebel.

 

Suze diakones

Suze van Baarda als Diakones


Mutterhaus Kaiserswerth

Mutterhaus Kaiserswerth

 

Suze van Baarda start haar opleiding tot diacones en verpleegster in 1872 aan het “Mutterhaus” in Kaiserwerth.

 

 

 

 

 

 

 

Herkomst van de Zendings-Diaconessen
De diaconessen van Amerongen. Dat zijn toch de zusters van al die ziekenhuizen? Het is een vaak gehoord misverstand. Voor alle duidelijkheid: het werk van de diaconessen van Amerongen heeft een andere oorsprong dan dat van de Kaiserswerther diaconessen die in het verleden op vele plekken in Nederland ziekenhuizen opzetten en leidden. De herkomst van het diaconessenwerk in Amerongen ligt in het laat 19de eeuwse Oost-Pruisen en komt voort uit een opwekkingsbeweging die grote groepen jonge meisjes ertoe bracht hun leven in dienst van de Here Jezus te stellen. In het plaatsje Borken wordt in 1899 het eerste zusterhuis geopend voor deze nieuwe tak van diaconessenwerk. Wie wil intreden in Borken, moet een persoonlijke bekering hebben meegemaakt. Bij de bestaande diaconessenhuizen geldt die eis dan niet meer: lidmaat zijn van een bepaalde kerk is vaak al voldoende. Waarmee het belangrijkste verschil tussen deze tak van diaconessenwerk en dat van Fliedner gelijk duidelijk wordt.

De Duitse zuster Johanna Bock brengt het Zendings Diaconessen werk in 1923 naar Nederland. Zij verzamelt een grote groep vrouwen om zich waarmee ze in 1935 in Amerongen het Zendings-Diaconessenhuis opricht.